Van hout en verre reizen; Houtzagerijen in de Groninger Veenkoloniën

t/m 29 september 2019

 

Het Veenkoloniaal Museum te Veendam plaatst in deze expositie de houtzaagmolens in de Groninger Veenkoloniën in het voetlicht. Na de vervening kende de Groninger Veenkoloniën een lange periode van welvaart. De komst van houtzagerijen werd gestimuleerd door de scheepsbouw die langs de Veenkoloniale kanalen ontstond. De houthandel speelde een belangrijke rol bij de Oostzeevaart. In de 19de eeuw kwam zelfs 60% van de Nederlandse vloot uit de Groninger Veenkoloniën. Eén van de eerste schippers uit Veendam, die reeds in de 17de eeuw op de Oostzee voer had, zo blijkt uit de Sonttolregisters als lading: teer, pek en hout. Producten die duidelijk wijzen op scheepsbouw. In de 18de eeuw ontstonden de eerste houtzaagmolens in de Groninger Veenkoloniën. Daarvoor was men nog afhankelijk van de houtzaagmolens die aan het Damsterdiep in de stad Groningen en de stad Winschoten stonden. Met de aanleg van het Winschoterdiep (1618-1636) verrezen er diverse zaagmolens aan dit kanaal en de dorpen ten zuiden van het kanaal. In Zuidbroek stonden twee grote houtzagers op steenworp afstand van elkaar. De molen van Maathuis te Sappemeer werd zelfs als de grootste en mooiste van de provincie Groningen gezien. Maar ook in beide Pekela’s, Veendam - Wildervank en niet te vergeten Stadskanaal verschenen diverse houtzagerijen. Landeweer & Zomer, Meihuizen, Van Linge, K. & J. Wilkens, Koerts, Schuring, Post van Leggelo, Maathuis, het zijn voor velen bekende namen. Soms werden ook molens uit de Zaanstreek herplaats zoals de paltrok die in 1804 aan het Benden Dwarsdiep te Veendam verrees. In de tentoonstelling krijgen we tevens een beeld van de levendige handel die op het Oostzeegebied ontstond. De eigenaren van de molens kochten in de Baltische landen soms flinke bosarealen op. Men beperkte zich dus niet alleen tot het houtzagen, maar men was eveneens actief betrokken bij de houthandel. Soms was het een combinatie van een scheepswerf, rederij en houtzagerij zoals bij K. & J. Wilkens in Veendam. Van al deze stoere windmolens is anno 2019 bijna niets meer terug te vinden. Soms nog een leeg terrein, een balkengat, maar de molens zelf zijn allen verdwenen of verplaatst. Eind 19de eeuw waren bijna alle molens door de opkomst van stoom verdwenen. De molen werd stilgezet en alleen de zaagschuren bleven in bedrijf. Zo werd de bovenbouw van de houtzaagmolen van K. & J. Wilkens verplaatst naar Friesland om daar als poldermolen- de molen van Tochmalân bij Kollum, verder door het leven te gaan.

Adres en contact: 

Museumplein 5
9641 AD Veendam
0598 364 224
info@veenkoloniaalmuseum.nl